Aantekeningen
Treffers 401 t/m 450 van 582
# | Aantekeningen | Verbonden met |
---|---|---|
401 | Notities bij Eva Jans van Sonneveld Van Eva Jans (van Sonnevelt?) is praktisch niets bekend; zij komt voor in het R.A. Rijnsburg, inv. nr. 21, fol. 11 en is dan 41 jaar oud; omdat de akte qua inhoud opvallend is laat ik haar hier integraal volgen: Eva probeert een ruzie te sussen tussen de de chirurgijn Philips van Loon, neef van haar echtgenoot -nogal rumoerig en opstandig, kennelijk dronken- en de herbergier van de "Vergulde Valck" te Rijnsburg, Dirck Pieters van Brouckhuisen: "Wij ondergesch(revenen) Eva Janss. ende Dirck Pietersz. van Brouckhuijsen verclaren mits desen onder onse handt en(de) signerende hoe dat op den 7 en Feb(ruari) 1673 des avonts ontrent seven ofte achte uijren ten huijse van mijn Dirck Pietersz. voorn(oemt) uijt der name van eenen Mr. Philis van Loon is gecoomen een jonge eijschende bier voorden voorn(oemde) mr. Philips van Loon, 't welck Dirck Pietersz. heeft geweijgert te geven ten waere mr. Philips gelt daer bij stierde. Ende dat daerop vervolgens van wegen den voorn(oemde) Philips van Loon een meijt sijnde de dienstmeijt van Philips Hanneman is gecomen aende huijsinge van Dirck Pietersz. voorsz(eijt) omme bier voor den voorn(oemde) Philips van Loon te haelen, 't welck Dirck Pietersz. als vooren heeft geweijgert te geven seggende hij moeste gelt hebben dat daerop den voorn(oemde) Philips van Loon met een groote moetwille is coomen in vallen inde huijsinge van Dirck Pietersz. voorsz(eijt) vloeckende ende swerende met sijn gebloote rapier inde handt tegen den voorn(oemde) Dirck Pietersz.: in specte dese woorden ghij dicken duijvel ghij sult mijn bier geven off ick sal u doorsteecken - 't welck Dirck Pietersz. dester weijgerende, soo heeft hij van Loon een ducaton uijt sijn sack gehaelt ende aen Dirck Pietersz. behandicht doch deselve datelijck wederom geeijscht vloeckende ende tierende soodanich dat sij Eva Jans de ducaton van Dirck Pietersz. weder crijgende deselve om verder moeijte ende swaricheijt voor te coomen aen Mr. Philips van Loon wederom gaff, die daerop vier stuijvers heeft gegeven om bier te hebben Vloeckende ende swerende bij lijff ende ziele hij soude Dirck Pietersz. waer hij hem vonden soodanich doorsteecken dat hem de darmen uijt den buijck soude hangen. Ende is alsoo slaende ende sweerende in het huijsraet van Dirck Pietersz. ten huijsen uijtgegaen. Alle twelck voorsz(eijt) wij ondergesch(revenen) verclaeren... enz." Op 8-3-1673 werd de verklaring herhaald voor de welgebooren mannen van Rijnsburg in opdracht van de schout. | Gezin: Philip Cornelisz Hanneman / Eva Jans van Sonneveld (F1359469899)
|
402 | Notities bij Gunderith Van Gepiden De Gepiden (ook wel Gepidae) waren een Oost-Germaans volk, verwant aan de Goten, dat in de derde eeuw na Christus samen met de Goten in Dacia invallen pleegde. De naam 'Gepiden' zou afgeleid kunnen zijn van 'Gepanta'; een Gotisch woord voor 'lui' of 'traag', aangezien de Goten geen al te hoge dunk hadden van de alertheid van de Gepiden. De twee stammen bleven dan ook vijanden. De Gepiden woonden oorspronkelijk in Scandinavi?, waarna zij zich aan de Weichsel vestigden. Vandaar trokken zij omstreeks 350 naar het zuiden en bezetten een deel van de Hongaarse laagvlakte. In 376 werden de Gepiden onderworpen door de Hunnen en leverden zij hulptroepen aan het leger van de Hunnen. De Gepiden werden een gewaardeerd onderdeel van het leger van Attila en zijn Hunnen. Zij vormden bij de slag op de Catalaunische velden (bijTroyes in Frankrijk) in 451 de rechtervleugel van het leger van de Hunnen onder leiding van hun koning Ardarik. De politiek van de Gepiden geeft een goed beeld van de machtsverhoudingen van die tijd. Na de nederlaag van Attila op de Catalaunische velden werden de Gepiden een belangrijke kracht in het verdrijven van de Hunnen. Samen met de Ostrogoten versloegen de Gepiden onder leiding van hun koning Ardarik de Hunnen in 454 aan de rivier de Nadao, ergens in Pannoni?. Als dank werden ze opgenomen in het Romeinse Rijk, waar zij later door koning Theodorik de Grote weer uit hun gebied verdreven werden (504). Enkele tientallen jaren later werden de Gepiden praktisch uitgeroeid door aanvallen van Byzantijnen en Avaren. In 565 werden de Gepiden als volk vernietigd door de Longobarden, Cunimund was toen hun koning. In 600 maakte een Byzantijnse generaal nog melding van enkele kleine nederzettingen bewoond door Gepiden en in 626 hebben de Gepiden nog deelgenomen aan de aanval van de Avaren op Constantinopel. | van Gepiden, Gunderith (I2746)
|
403 | Notities bij Helena (Flavia Julia Helena) Van Constantinopel Sint-Helena of Flavia Julia Helena of Helena van Constantinopel (circa 248 ? circa 329) was de moeder van de Romeinse keizer Constantijn de Grote. Zij wordt binnen het Oosters-orthodoxe en rooms-katholieke christendom als heilige vereerd. Levensloop Helena wordt waarschijnlijk in Drepanum geboren. Haar zoon Constantijn verandert de naam van die stad later in Helenopolis. Er zijn ook bronnen waaruit zou blijken dat Helena is geboren in ?krip op het eiland Brac in de Adriatische zee. Volgens sommigen is ze de dochter van een herbergier. In elk geval stamt ze uit een lage sociale klasse. Ze maakt kennis met de Romeinse militair Constantius Chlorus en baart diens zoon Constantijn. Constantius trouwt vervolgens met de stiefdochter van keizer Maximianus en wordt later zelf keizer. Na zijn dood in 306 volgt zoon Constantijn hem op en Helena wordt, als moeder van de keizer, een belangrijke figuur aan het keizerlijk hof. In het jaar 324 verkrijgt ze van Constantijn de eretitel Augusta. Evenals haar zoon bekeert Helena zich tot het christendom. Omstreeks het jaar 325 onderneemt ze een reis door het oosten van het Romeinse Rijk. Volgens de beschrijving die kerkvader Eusebius van haar omzwervingen door Palestina geeft in zijn Vita Constantini houdt ze zich voortdurend bezig met bidden, het uitreiken van aalmoezen, het bezoeken van heilige plaatsen en het stichten van kerken. Verder ontdekt ze het graf van Jezus. En passant neemt ze ook de stoffelijke resten van de Drie Koningen mee terug naar Constantinopel, waarna deze relikwie?n aan de stad Milaan word en geschonken in 344. Hoewel de feiten in Vita Constantini de waarheid lijken te spreken, moet niet vergeten worden dat Eusebius een Christenlijke invalshoek had. Volgens de overlevering brengt Helena tevens het kruis waaraan Jezus stierf mee. De vindplaats van het Heilige Kruis werd haar in een droom aangewezen. Dit kruis krijgt, nog steeds volgens de overlevering, een plaats in de HeiligeGrafkerk terwijl debijbehorende spijkers worden verwerkt in het bit van Constantijns favoriete paard. Volgens de "Gesta Treverorum" zou Helena de Heilige Rok naar Trier hebben gebracht. Ze had daar een paleis, waarschijnlijk op de plaats waar Constantijn in 326 begon met de bouw van de St. Petersdom. Kort na haar terugkeer uit het Heilige Land sterft Helena. Dankzij de verslagen van Eusebius verleent de Kerk haar de status van heilige. Haar naamdag valt op 18 augustus in de Rooms-katholieke Kerk, op 19 en 21 mei in de Lutherse Kerk en op 21 mei in de Orthodoxe Kerk. | van Constantinopel, Helena (Flavia Julia Helena) (I2758)
|
404 | Notities bij Lething Van Langobarden Beroep: Koning der Langobarden De Longobarden (ook Langobarden of Lombarden) waren een Oost-Germaans volk dat oorspronkelijk in Scandinavi? woonachtig was[1]. Hun taal was het Longobardisch. Ze waren bij de Romeinen in ieder geval al bekend in 98, toen Tacitus hen vermeldde in zijn Germania. Inhoud 1 Migratie naar het zuiden 2 Itali? 3 Referenties 4 Verwante onderwerpen Migratie naar het zuiden De Longobardische volksverhuizing. De volksverhuizing van de Longobarden vond in etappes plaats. Vanaf 200 verplaatsten de Longobarden zich langzaam van de benedenloop van de Elbe, stroomopwaarts naar wat nu de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt is. Omstreeks 350 hadden de laatste Longobarden het gebied aan de benedenloop van de Elbe verlaten. In de periode tussen 350 - 493 trokken zij verder, naar wat nu de Duitse deelstaat Saksen is en naar Bohemen. Zij werden niet onderworpen door de Hunnen en behielden hun onafhankelijkheid. In deze periode werden de Longobaren gekerstend tot de christelijke variant, het arianisme, en we kennen een aantal namen van hoofdelingen uit die periode: (Lethuoc, Hildehoc, Godehoc en Claffo). In 493 verschenen de Longobarden in het gebied waar voorheen de Rugi?rs hadden gewoond, de Romeinse provincie Noricum, tegenwoordig Oostenrijk. De Longobarden waren nu een groot volk - vermoedelijk hadden verschillende Germaanse stammen zich tijdensde migratieperiode bij de Longobarden aangesloten, vreedzaam dan wel gedwongen. In Noricum raakten de Longobarden herhaaldelijk slaags met de Herulen, die een koninkrijk hadden gesticht aan de Tisza en Mures. Longobardisch gebied in 526, ongeveer het huidige Slowakije. Tijdens de migratieperiode van de Longobarden was hun stamstructuur geleidelijk aan veranderd. De Longobarden werden niet langer geleid door een aantal hoofdelingen, maar werden nu geregeerd door ??n koning. De eerste koning die we kennen heette Tato. Deze vernietigde het koninkrijk van de Herulen in 510. Het merendeel van de overwonnen Herulen voegde zich nu bij de Longobarden. De opvolger van Tato, Wacho, versloeg de Sueven aan de Donau. Door deze veroveringen kregen de Longobarden het westelijke deel van de voormalige Romeinse Provincie Pannoni? in bezit. De Byzantijnen ((Oost)-Romeinen) zochten toenadering tot de Longobarden en omstreeks 540 werden de Longobarden foederati, ofwel bondgenoten van de Romeinen. Als zodanig vochten de Longobarden mee in de oorlogen van de Romeinen. Zo werden zij ingezetin de oorlog tegen de Ostrogoten en vochten zij mee in het oosten tegen de Perzen. In de tussentijd kregen de Longobarden in Pannoni? te maken met invallen door de Avaren. De Romeinen hadden echter geen belang bij deze oorlog en gaven de Longobardengeen steun. Alboin, de opvolger van koning Audoin, sloot een niet-aanvalsverdrag met de Avaren en smeedde een groot Longobardisch leger samen, bestaande uit veteranen die tegen de Goten en Perzen hadden gevochten. In 567 viel dit leger de Gepiden aan vernietigde hun koninkrijk. De laatste Gepidenkoning Kunimund werd gedood en Alboin dwong de dochter van de vermoorde koning, Rosamunde, tot een huwelijk. | van Langobarden, Lething (I2766)
|
405 | Notities bij Wacho Van Langobarden Wacho (ca. 480 - 540) was hoofdman (koning) van de Longobarden van 510 tot 540. Hij benoemde zichzelf tot koning, nadat hij in 510 zijn oom Tato had vermoord en diens zoon Hildechis verslagen. Van Wacho is bekend dat hij door middel van huwelijken goede relaties opbouwde met andere Germaanse koninkrijken. [bewerken] Leven Wacho was getrouwd met Radegund, de dochter van Bisinus, koning van de Th?ringers. Het huwelijk dat de Frankenkoning Theuderik I regelde tussen zijn zoon Theudebert I en Wacho's dochter Wisigard, diende ertoe, de neutraliteit van de Longobarden te garanderen in de oorlog die de Franken na de dood van Theoderik de Grote in 526 begonnen tegen de Th?ringers. Enige jaren later werd een huwelijk gesloten tussen Theudebald, een andere zoon van Theudebert, en Vuldetrada of Waldrada, een tweede dochter van Wacho. Dit diende ertoe het verbond tussen Franken en Longobarden te versterken. Deze samenwerking trokde aandacht van het Oost-Romeinse rijk, dat diplomatieke relaties aanknopte met Wacho. Na de dood van zijn vrouw Radegund huwde Wacho met Austrigusa, een dochter van de Gepidenkoning Turrisind. Uit deze verbintenis werden twee dochters geboren, Wisigard en Waldrada, die beiden met Frankische koningen trouwden. De verbintenissen die Wacho afsloot legden hem geen windeieren. Met steun van de Franken lukte het hem de aan de Donau wonende Sueven, de zogenaamde Donau-Sueven te onderwerpen. Op het einde van zijn regeerperiode beheerste hij de gehele voormalige Romeinse provincie Pannonia, vergelijkbaar met het huidige Hongarije. Bij Silinga, een dochter van de Herulenkoning Rudolf, kreeg Wacho een zoon, Walthari die zijn opvolger werd. | van Langobarden, Wacho (I2743)
|
406 | Oberk?nig der West- und Ostgoten um 140. | Guntharich I (I2789)
|
407 | officier van gezondheid bij de Koninklijke Marine (1852-1869), en huisarts te Utrecht (1867-1899) | Idenburg, Petrus Johannes (I798)
|
408 | Ondertrouwregister Gerecht Dokkum, 1695 DTB nr: 175, 1686 - 1707 Vermelding: Attestatie afgegeven 12 oktober 1695, Dokkum Man: Petrus Waerdenburgh, Franeker Vrouw: IJtje Folckerts, Dokkum Gestandaardiseerde namen: PETRUS en IETJE FOLKERTS NB: eerste proclamatie was op 28 Juli en is verspiert | Folckerts, Yttje (I497)
|
409 | ongeh.moeder | Meester, Jaepje Hendriks (I1074)
|
410 | Ongehuwd Tante Co de Bakker | de Bakker, Adriana Jacoba Gerrardina (I2185)
|
411 | Ongehuwd | Waardenburg, Pietje (I1745)
|
412 | Ongehuwd | Waardenburg, Hendericus (I1746)
|
413 | Ongehuwd | de Bakker, Levina Jacoba Elizabeth (I2184)
|
414 | Ongehuwd zwanger van Maarten Johannes | van Puffelen, Adriana Jacoba Gerrardina (I1277)
|
415 | Ook bekend als Henricus Waardenburg Voorstraat nr. 60 Arjen van der Veer liet het oude pand dat op deze plek stond in 1907 afbreken om op dezelfde plek een huis in Jugendstil te laten bouwen (zie afbeelding 2). Na omstreeks 2000 kwam er een bloemenwinkel in, maar aan de gevel is toen niets veranderd. Sinds omstreeks 2010 staat het pand leeg. Hoofdbewoners tussen 1713 en 1805 Hendrik Waardenburg* (chirurgijn) (getrouwd met Anna Molenaar) Hoofdbewoners tussen 1805 en 1939 Hendrik Waardenburg* was chirurgijn. Hij kwam in 1791 en trouwde met Anna Molenaar uit Winsum Daarna zijn er drie dochtertjes geboren. E?n van hen overleed toen ze vijf jaar was. Dochter Anna Elisabeth trouwde in 1812 met Jacob Hendriks Stelwagen (stijfselfabrikant) en verhuisde naar Fonteinstraat 5. Dochter Trijntje trouwde in 1919 met Pieter Lolcama (winkelier) en verhuisde naar Voorstraat 6. Hendrik Waardenburg overleed in 1820, 52 jaar oud. Zijn weduwe bleef in 1827 inwonen bij haar dochter Anna Elisabeth en stierf in 1829 op 59-jarige leeftijd. Anna Elisabeth Waardenburg* was een dochter van de vorige hoofdbewoner. Zij was de weduwe van Jacob Hendriks Stelwagen (in leven stijfselfabrikant). Zij kwam in 1827 met drie jonge kinderen van Fonteinstraat 5. Een dochtertje overleed toen ze twaalf jaar was. Anna Waardenburg overleed in 1938, 46 jaar oud. | Waardenburg, Hendrik (I1786)
|
416 | ook de Graaf Duist genoemd | Duijst, Jan (I446)
|
417 | Ook Heijns genoemd | Hendricks, Lijsbeth He (I689)
|
418 | Ook Houges genoemd | Heijnen, Jan Heijnen (I666)
|
419 | Ook Jan de Graaf Duijst genoemd | Gezin: Jan Duijst / Geertje van den Bos (F1324247675)
|
420 | Ook Klijnman genoemd | Hijnen, Harmen (I715)
|
421 | Ook Teuling genoemd | Baas, Jacob Baas (I60)
|
422 | ook vermeld als Folkert Petrusz Waardenburg | Waardenburg, Folkert Pyters (I1678)
|
423 | Ook wel Weerdenburg genoemd | Gezin: Petrus Pijterse Waerdenburgh / Yttje Folckerts (F1324247847)
|
424 | op lijst huisgeld 1675 | van Oudenaller, Reijer Gijsbertsen (I1175)
|
425 | oude genealogi?n noemden haar als echtgenote van Ansbert en zelfs als dochter van Clotaire I, meer dan dat ze bestaan heeft en in bloedverwantschap stond tot de merovingers bleef onzeker. | Bilchilde (I2813)
|
426 | ouderling | van Halteren, Harmen (I628)
|
427 | ouderling | Huijgen, Carel (I781)
|
428 | ouderling | Zijl, Jan (I1976)
|
429 | ouderling stamvader Zijl | Zijl, Cornelis Lambertsen (I1981)
|
430 | overleden Franeker voor 1804, huwt met Aaltje Tuininga, stadsdienaar, kinderen: Trijntje, geboren 1796 Franeker, Jurjen Piebes W, geboren 7 mei 1799 Franeker; Burgerlijke Stand Harlingen 1835 huwelijken, 1849 overlijdens, 1862 overlijdens | Waardenburg, Piebe Dirks (I1749)
|
431 | Overleden in Pelstergasthuis Begraafplaats: Zuiderbegraafplaats Groningen | Veenhoff, Henderikus (I1587)
|
432 | Overleden ten huize van zijn dochter Elida in Amstelveen | Waardenburg, George Johannes (I3266)
|
433 | Overleden tussen 1484 en 1489 | van Cuyck van Mierop, Cornelis (I3087)
|
434 | Paltsgraaf van Simmern | van Wittelsbach, Johann II (I2995)
|
435 | Paltsgraaf van Simmern Graaf Van Sponheim | van Wittelsbach, Johann I (I2997)
|
436 | Paltsgraaf van Simmern Graaf Van Sponheim | van Wittelsbach, Frederik I (I2999)
|
437 | Pepijn van Vermandois (ca. 818 - na 850) was een zoon van Bernard van Itali? en van Cunigonde. Hij is de eerste van de graven van de Vermandois die twee eeuwen lang tot de belangrijkste feodale vorsten van Frankrijk hoorden. In 834 bevrijdde hij samen met andere Italiaanse edelen keizerin Judith van Beieren uit het klooster van Cortona waar ze was opgesloten door haar opstandige stiefzoons en bracht haar naar Lodewijk de Vrome in Aken. Als beloning werd hij in 836 benoemd tot graaf van St. Quentin, Senlis en Peronne. Net als veel andere getrouwen van Lodewijk de Vrome steunde hij na diens dood in 840 zijn jongste zoon Karel de Kale maar toen Lotharius I optrok naar Parijs koos Pepijn diens kant. Na het verdrag van Verdun werd hij blijkbaar weer zonder problemen vazal van Karel en behield zijn functies. Pepijn was getrouwd met een onbekende vrouw. Op grond van het gegeven dat zijn kinderen goederen in de Vexin erfden wordt verondersteld dat zij dochter was van een edelman Theoderic uit de Vexin, die achterkleinzoon was van Childebrand. Theoderics vader en grootvader heetten beiden Nibelung. Pepijn en zijn vrouw kregen de volgende kinderen: Bernard Peppijn Herbert I van Vermandois mogelijk een dochter met de naam Cunigonde mogelijk een onbekende dochter die in haar eerste huwelijk was getrouwd met Berengar van Bayeux en in haar tweede huwelijk met Wido van Senlis | van Parijs, Pippijn (I2373)
|
438 | Pierre Jean Baptiste Reyse (of Reyne) de Romar. Later Petrus Romar genoemd. Deze is op 17-10-1740 burger van Franeker geworden en op 07-01-1762 te Franeker overleden. Trouwde in Franeker op 02-051741 met Johanna Johannes. Beroep boekverkoper. _________________________________ Pierre Jean werd later Petrus Romar genoemd. Pierre/Petrus is op 17.10.1740 burger van Franeker geworden. Van beroep was hij boekverkoper. De oorspronkelijke naam van Petrus suggereert dat hij in Frankrijk geboren is, maar zeker is dit niet. Vanaf 1685 weken veel Franse protestantse hugenoten uit naar de Noordelijke Nederlanden, omdat ze in Frankrijk hun geloof niet langer konden belijden. Onder de vluchtelingen zaten veel drukkers. Vooral Franse refugi?s richtten drukkerijen op. Pierre Jean en Johanna waren in Franeker op 2.5.1741 gehuwd en kregen zes kinderen, die allen in Franeker geboren werden. | Romar, Pierre Jean Baptiste Reyse de (I1316)
|
439 | Pieter Waardenburg, Franeker 8 september 1846-12 oktober 1846. Catharina, zonder beroep, beviel in de huizing wijk E.W. nummer 53 in Franeker. De geboorteaangifte werd gedaan door de stadsvroedvrouw van Franeker. Vermelding: onbekende vader. Haar vader was getuige bij de aangifte. | Waardenburg, Pieter (I1753)
|
440 | Pietertje Baas, weduwe van Marinus de Bakker, winkelierster te Capelle a/d IJssel, ten eerste voor zichzelf en ten tweede als wettelijke voogdes over Adriaan de Bakker, haar minderjarige kind uit haar huwelijk met wijlen haar echtgenoot en Gerrit de Bakker, magazijnmeester te Capelle a/d IJssel, als voogd over Hendrik- en Adriana Jacoba Gerardina de Bakker, de twee minderjarige kinderen van wijlen Marinus de Bakker uit zijn huwelijk met wijlen zijn eerste echtgenote Lena van der Meer, willen overgaan tot scheiding van de gemeenschappelijke boedel en de nalatenschap van genoemde Marinus de Bakker en zijn tweede echtgenote Pietertje Baas, waarmee hij in 1893 huwde. Tevens verdeling van de boedel van genoemde Marinus met zijn op 16 Februari te Capelle a/d IJssel overleden eerste echtgenote Lena van der Meer en haar nalatenschap. Tenslotte de nalatenschap van Adriaan de Bakker, zoon van Marinus de Bakker en Lena van der Meer. Marinus de Bakker was in leven timmerman te Rotterdam en overleed aldaar op 2 November 1900. Adriaan de Bakker overleed op 27 Maart 1892 te Capelle a/d IJssel. Bij de scheiding zijn verder aanwezig Abraham van der Meer, huisschilder te Heenvliet als toeziend voogd over voornoemde Hendrik en Adriana Gerardina de Bakker. De boedel van wijlen Marinus de Bakker en Lena van der Meer is geinventariseerd op26 April 1893 door notaris Johannes Hendrikus Muller te Capelle a/d IJssel. Tot die boedel behoorden een vordering ten laste van de erfgenamen van C.Lodder en ??n ten laste van A.J.van der Meer en een schuld aan Doctor J.Burkens. De taxateur van de meubelen en onroerende goederen is Teunis Schravesande Junior, koopman te Rotterdam. Tot de boedel behoren: Baten, te weten, meubelen, onroerende goederen, vorderingen en contanten. Lasten, te weten schulden aan: 1: Schravesande en Malade, in koloniale waren te Rotterdam. 2: A.Maas, koek en banketbakkerij te Rotterdam. 3: J.Dorlas, in koffie te Gouda. 4: Max M.Schilte, in sigaren te Delft. 5: Jan Pieter Blonk. Bijgevoegd bij deze akte het bovengenoemde taxatierapport van Teunis Schravesande Junior. | de Bakker, Marinus (I2182)
|
441 | Pietertje Baas, weduwe van Marinus de Bakker, winkelierster te Capelle a/d IJssel, ten eerste voor zichzelf en ten tweede als wettelijke voogdes over Adriaan de Bakker, haar minderjarige kind uit haar huwelijk met wijlen haar echtgenoot en Gerrit de Bakker, magazijnmeester te Capelle a/d IJssel, als voogd over Hendrik- en Adriana Jacoba Gerardina de Bakker, de twee minderjarige kinderen van wijlen Marinus de Bakker uit zijn huwelijk met wijlen zijn eerste echtgenote Lena van der Meer, willen overgaan tot scheiding van de gemeenschappelijke boedel en de nalatenschap van genoemde Marinus de Bakker en zijn tweede echtgenote Pietertje Baas, waarmee hij in 1893 huwde. Tevens verdeling van de boedel van genoemde Marinus met zijn op 16 Februari te Capelle a/d IJssel overleden eerste echtgenote Lena van der Meer en haar nalatenschap. Tenslotte de nalatenschap van Adriaan de Bakker, zoon van Marinus de Bakker en Lena van der Meer. Marinus de Bakker was in leven timmerman te Rotterdam en overleed aldaar op 2 November 1900. Adriaan de Bakker overleed op 27 Maart 1892 te Capelle a/d IJssel. Bij de scheiding zijn verder aanwezig Abraham van der Meer, huisschilder te Heenvliet als toeziend voogd over voornoemde Hendrik en Adriana Gerardina de Bakker. De boedel van wijlen Marinus de Bakker en Lena van der Meer is geinventariseerd op26 April 1893 door notaris Johannes Hendrikus Muller te Capelle a/d IJssel. Tot die boedel behoorden een vordering ten laste van de erfgenamen van C.Lodder en ??n ten laste van A.J.van der Meer en een schuld aan Doctor J.Burkens. De taxateur van de meubelen en onroerende goederen is Teunis Schravesande Junior, koopman te Rotterdam. Tot de boedel behoren: Baten, te weten, meubelen, onroerende goederen, vorderingen en contanten. Lasten, te weten schulden aan: 1: Schravesande en Malade, in koloniale waren te Rotterdam. 2: A.Maas, koek en banketbakkerij te Rotterdam. 3: J.Dorlas, in koffie te Gouda. 4: Max M.Schilte, in sigaren te Delft. 5: Jan Pieter Blonk. Bijgevoegd bij deze akte het bovengenoemde taxatierapport van Teunis Schravesande Junior. | Baas, Pietertje (I2186)
|
442 | Predikant, sedert 1794 emiritus|Abraham Harinck|Predikant te Terneuzen, vanaf 1757 Geboren te Oudelande, 17 januari 1732. Overleden te Heinkenszand, 22 juni 1809 Ouders : Ds. Cornelis en Maria Cunel. Ondertrouwd te Franeker 14 juli 1758 en gehuwd te Wijnaldum 20 augustus 1758 met Hijke (Ayke) Waardenburg, j.d. geboren te Franeker. Zij blijft als weduwe achter. Hun zoon Cornelis Hendrik, predikant te Sint Anna ter Muiden. Hun schoonzoon Isa?c Matthias Voyer, predikant te 's-Heer Abts- en Sinoutskerke Opmerking : Als kandidaat bevestigd op 6 februari 1757. Emeritus 6 juli 1794 Verwijzing : Boekzaal der geleerde wereld / Ned. Leeuw X, 52 / Idem XXVIII, 366 Bron : W.M.C. Regt, Naamlijst der Predikanten van Zeeland, deel II, pagina 246 Origineel handschrift berust bij Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag | Harinck, Abraham (I635)
|
443 | presidentschepen, diaken, ouderling | van Halteren, Zeger (I621)
|
444 | Prins van Lippe-Biesterfeld, Noble Seigneur en Graaf van Schwalenberg en Sternberg prins der Nederlanden (Hij werd op 24 nov. 1936 genaturaliseerd en kreeg bij zijn huwelijk deze titel). Hij is doctor honoris causa van de Universiteit van Utrecht; was inspecteur-generaal van de Koninklijke Landmacht, admiraal, generaal van de luchtmacht en ere-luchtmaarschalk van de Britse Royal Air Force. Bernhard Leopold Frederik Everhard Julius Coert Karel Godfried Pieter van Lippe-Biesterfeld (Jena, 28 of 29 juni 1911 - Utrecht, 1 december 2004), Prins der Nederlanden, Prins van Lippe-Biesterfeld, Noble Seigneur en Graaf van Schwalenberg en Sternberg, was de echtgenoot van koningin Juliana der Nederlanden. Bernhard werd als Bernhard Leopold Friedrich Eberhard Julius Kurt Karl Gottfried Peter Graf zur Lippe-Biesterfeld geboren in Jena, dat destijds in het groothertogdom Saksen-Weimar-Eisenach lag. Hij staat in de burgerlijke stand van Jena vermeld als geboren op 28 juni 1911 om 2.45 u. De prins beschouwde dit als een foutieve weergave, ook omdat zijn trouwakte w?l 29 juni als geboortedag aangaf. Zelf vierde hij zijn verjaardag altijd op 29 juni. Sluitend bewijs dat 29 juni correct is, is er echter niet. Vanwege het oorspronkelijke morganatische karakter van het huwelijk tussen zijn vader prins Bernhard van Lippe zijn moeder, de gescheiden barones Armgard von Sierstorpff-Cramm, dat niet werd erkend als ebenb?rtig door zijn oom vorst Leopold IV, aangaande het huwelijk van Bernhard van Lippe met, mocht hij zich aanvankelijk geen prins noemen. In 1916 werd het huwelijk tussen zijn ouders alsnog als ebenb?rtig erkend en mocht Bernhard zich alsnog prins noemen met het predicaat Doorluchtige Hoogheid. Bernhards jeugdjaren op het landgoed van zijn ouders, Reckenwalde, verliepen gemoedelijk. Na enige jaren priv?lessen te hebben gevolgd doorliep hij de kostschool en enkele jaren daarna ging hij naar het gymnasium te Berlijn waar hij in 1929 zijn diploma haalde. Na universitaire rechtenstudies in M?nchen en Lausanne studeerde de prins in 1935 af in Berlijn. In datzelfde jaar ging hij werken bij Berlin NW-7, de bedrijfsspionagedienst van het chemiebedrijf IG Farben. Intussen was de prins lid geworden van de Sturmabteilung (SA) van de NSDAP, en van de Reiter-SS. Zijn NSDAP-lidmaatschap heeft de prins eind 1995 nog ontkend. Hij bleef, nadat het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie bewijs voor zijn NSDAP-lidmaatschap presenteerde, volhouden niet z?lf lid te zijn geworden. Mogelijk is hij lid gemaakt door een van de gebroeders Langenheim met wie hij in die jaren bevriend was. Wel is duidelijk, dat de contributie tijdens zijn lidmaatschap steeds nauwgezet betaald werd. Bernhard zou prinses Juliana in 1936 tijdens een skivakantie in het Duitse Garmisch-Partenkirchen hebben leren kennen. Volgens sommige bronnen was de relatie echter al eerder beklonken, tijdens een geheime ontmoeting in Amsterdam. Kort na de ontmoeting in Garmisch-Partenkirchen maakten zij hun verloving bekend. Het huwelijk vond op 7 januari 1937 plaats in Den Haag. Tijdens een galaconcert op de avond voor het huwelijk werd het Horst Wessel-lied gespeeld en brachten diverse aanwezigen de Hitlergroet. Overigens moet er op worden gewezen dat dit galaconcert een officieel karakter had waarbij de volksliederen van beide landen werden gespeeld. De Nazi's hadden bepaald dat aan het Duitse volkslied het Horst-Wessel-lied, als verplicht nummer, zou worden toegevoegd. Het lied werd niet op aandrang van prins Bernhard gespeeld. Het was onderdeel van het offici?le protocol dat werd afgewerkt bij offici?le gelegenheden met "bevriende" naties en staatshoofden. Met het ontvangen van het Nederlanderschap veranderde Bernhards achternaam van zur Lippe-Biesterfeld in van Lippe-Biesterfeld. Hij kreeg bij Koninklijk Besluit van 6 januari 1937 de titel Prins der Nederlanden met het predicaat Koninklijke Hoogheid. Door het opgeven van de Duitse nationaliteit ten behoeve van zijn huwelijk met Juliana verloor Bernhard de mogelijkheid vrij over zijn goed gevulde Duitse bankrekening te beschikken, die omgezet werd in een Sperrkonto - iets waar zijn schoonvader ook al mee was geconfronteerd. Hij gebruikte daarvan in 1937 een bedrag van 200.000 gulden om het bos rondom zijn ouderlijk huis te kopen, waarbij hij de helft van het bedrag als een soort belasting moest afdragen aan de Duitse overheid. Op deze manier kon hij het tegoed toch nogbenutten, omdat het geld aantoonbaar in Duitsland besteed werd. Deze betaling is later - ten onrechte - aangezien als pro-Nazihandeling. Prins Bernhard en prinses Juliana kregen vier kinderen: * Beatrix (1938), * Irene (1939), * Margriet (1943) en * Marijke (1947), koos later "Christina" als roepnaam. Daarnaast verwekte de prins twee buitenechtelijke dochters: * Alicia von Bielefeld (1954) bij een verder onbekend gebleven vriendin, kort na de Greet Hofmans-affaire in de jaren '50. Dit werd pas na Bernhards overlijden bekend. Anno 2004 is zij tuinarchitecte in Californi?. * Alexia (1967) bij zijn Parijse ma?tresse H?l?ne Grinda. Dit was een al langer bekend "publiek geheim". De geruchten dat Bernhard nog meer buitenechtelijke kinderen zou hebben zijn tot nu toe nooit bevestigd door onafhankelijk onderzoek. Bernhard wilde dat zijn erfenis onder zijn zes dochters verdeeld zou worden. Het huwelijksleven van Bernhard en Juliana verliep dus niet altijd even vlekkeloos. Tegenover de buitenwereld wekten beiden de indruk dat zij (naarmate de jaren vorderden) veel affectie voor elkaar genoten. Zo vierden zij op 30 april 1987 hun 50-jarig huwelijksjubileum met een groot defil? op paleis Soestdijk, hetgeen een waar volksfeest werd. Het was echter geen geheim dat het paar in feite gescheiden leefde; de beide echtelieden bewoonden ieder een eigen vleugel van paleis Soestdijk; Juliana de Soester vleugel en Bernhard de Baarnse. De Tweede Wereldoorlog was een belangrijke periode in het leven van de prins. Hij hield aan deze tijd verschillende hoge onderscheidingen over. Ook schiep deze periode voor de prins een zekere spanning. Zijn moeder en zijn broer verbleven nog in Duitsland en verzet tegen Nazi-Duitsland zou repercussies voor zijn familie kunnen hebben. Toen Duitsland Nederland binnenviel vertrok de prins met zijn gezin naar Londen. Onmiddellijk na aankomst daar maakte hij een tot nu toe onopgehelderde reis naar Parijs. Vervolgens trachtte Bernhard echter de Britse en later de geallieerde zaak te dienen. Hij bood zijn diensten aan bij de Britse geheime dienst. (Lou de Jong, Het Koninkrijk, deel 9, p. 369.) Aanvankelijk werd hij door de Britten gewantrouwd vanwege zijn Duitse afkomst. Hij werd daarom geschaduwd door de MI-6-agent Ian Fleming. De prins was echter, in tegenstelling tot vele andere uitgeweken Nederlandse hoogwaardigheidsbekleders in Londen, overtuigd van de geallieerde overwinning. Op 25 juni 1940, drie dagen na de Franse capitulatie, sprak hij voor de Overseas Service van de BBC over Hitler als een Duitse tiran en sprak hij zijn vertrouwen uit in de Britse overwinning op Duitsland (Het Koninkrijk, deel 9, p. 369). Op 13 november 1940 werd Bernhard benoemd tot verbindingsofficier tussen de Nederlandse en Britse strijdkrachten. Het wantrouwen van de Britten tegen de prins was inmiddels verdwenen. In het najaar van 1940 behaalde de prins ook zijn vliegbrevet en hij nam enkele malen deel aan geallieerde operaties boven Europa. In 1944 was hij driemaal bemanningslid van een Amerikaanse bommenwerper die acties boven Europa uitvoerde. Ook maakte hij enkele vluchten boven Europa als piloot van een eenpersoonsjager. (Het Koninkrijk, deel 9, p. 371.) Ook bij de Engelandvaarders en op de onderzeeboten was de prins gezien en bekend. Regelmatig bracht hij bezoeken aan deze mannen. Tijdens de oorlog wist de prins goede contacten te leggen met de stafchef van het hoofdkwartier van Dwight D. Eisenhower, generaal Walter Bedell Smith. Na de oorlog bleven de prins en Bedell Smith vrienden. Tenslotte valt nog te wijzen op de plaats van de prins bij de operatie Market Garden. Deze slag was een idee van generaal Bernard Montgomery. De prins had deze operatie ontraden omdat snel oprukken van Nijmegen naar Arnhem van een tankdivisie onmogelijk zou zijn. Het polderlandschap bood daartoe, naar de informatie van de illegaliteit, niet voldoende mogelijkheden. Ook de Amerikanen zagenweinig heil in operatie Market Garden. De Britse veldmaarschalk zette echter door met het bekendenegatieve resultaat. Daarnaast waren er hardnekkige geruchten, dat de operatie via prins Bernhards hoofdkwartier door de spion Lindemans c.q. King Kong was verraden aan de Duitsers. Hiervoor bestaat evenwel geen enkel bewijs. Prins Bernhard was als waarnemer namens de Binnenlandse Strijdkrachten aanwezig bij de capitulatie besprekingen tussen de Duitse generaal Blaskowitz en de Canadese generaal Foulkes op 5 mei 1945 in Hotel De Wereld in Wageningen. Bij de daadwerkelijke caputilatie op 6 mei was hij echter niet aanwezig. Overigens hadden alle Duitse troepen in Noord-West Europa (inclusief Nederland) zich al op 4 mei 1945 overgegeven aan de Britse generaal Bernard Montgomery. Prins Bernhard heeft vele functies bekleed. Hij was grondlegger en eerste voorzitter van het Wereld Natuur Fonds in 1961 en van 1954 tot 1976 voorzitter van de Bilderberg-conferenties. Van het WNF Nederland was hij tot aan zijn dood nog president. Ook was hij tot 1976 goodwill-ambassadeur van het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland. Naast deze functies bekleedde hij ook enkele hoge militaire functies. Zo was hij adjudant van koningin Wilhelmina, die hem aan het eind van de Tweede Wereldoorlog tot bevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten benoemde. Tussen 1946 en 1976 was de prins Inspecteur-Generaal van de Koninklijke Landmacht, Luchtmacht en Marine. Bernhard hechtte zeer aan zijn werkzaamheden. Hij heeft eens gezegd dat hij alleen gelukkig was als hij kon werken. In 1976 werd bekend dat prins Bernhard betrokken was bij een smeergeldaffaire, de Lockheed-affaire. Onder de vele bewijzen voor het aannemen van steekpenningen was een brief van de prins zelf waarin hij om betaling verzocht. Ook waren er bewijzen gevonden dat de prins betrokken was bij het betalen van steekpenningen aan de Argentijnse junta onder Juan Peron, opdat men Nederlands rollend materieel van Werkspoor zou kopen. Dit had belangrijke politieke consequenties, en zowel koningin Juliana als de toenmalige minister-president Joop den Uyl overwoog af te treden. Een verbloemend rapport van een driehoofdige onderzoekscommissie beoordeelde een aantal handelingen van de prins als laakbaar. Nadat Juliana met aftreden had gedreigd, besloten de Staten-Generaal de zaak niet voor de rechtbank aanhangig te maken. Om het geschokte rechtsgevoel te bevredigen op een wijze die de schade aan de monarchie zou minimaliseren, werd Bernhard een verbod op het dragen van militaire uniformen opgelegd. Ook moest hij vele openbare functies neerleggen. Naar later bekend werd ging het bij de Lockheed-affaire om een bedrag van 1,1 miljoen dollar. Achteraf zou de prins, in een na zijn dood gepubliceerd interview met de inmiddels eveneens overleden journalist Martin van Amerongen (De Groene Amsterdammer) stellen dat hij het als een grote fout van zichzelf zag om dat geld aan te nemen, omdat hij immers zelf niet bepaald gebrek aan geld had. Het volledige bedrag dat de prins ontving heeft hij naar eigen zeggen gedoneerd aan het Wereld Natuur Fonds. Op 7 februari 2004 schreef prins Bernhard een open brief aan de Volkskrant om zijn naam te zuiveren. Hij had de oud-directeur van de Rijksvoorlichtingsdienst, Hans van der Voet, gevraagd onderzoek te doen naar vier onderwerpen: * verhalen over het vermeend losbandige leven van de moeder van Bernhard, Armgard von Sierstorpff-Cramm; * de twee zonen die Bernhard in Londen zou hebben verwekt; * een brief die de prins aan Adolf Hitler zou hebben geschreven over het landvoogdijschap over Nederland, de zogeheten stadhoudersbrief; * de beschuldiging dat Bernhard de Slag om Arnhem zou hebben verraden. Van der Voet vond voor geen van de vier beweringen bewijzen, maar zijn onderzoek werd door vakhistorici weinig serieus genomen. De brief is bijzonder omdat leden van het Koninklijk Huis in Nederland zelden direct reageren op aantijgingen vanuit de pers. Premier Balkenende had vanuit zijn ministeri?le verantwoordelijkheid toestemming gegeven voor publicatie van de brief. Met name beschuldigde de prins de journalisten en schrijvers J.G. Kikkert, Tomas Ross, Hans Galesloot en Philip Dr?ge ervan tever te zijn gegaan. De tweede schreef een roman over het leven van Bernhard. Hij zei zich op 15 bronnen te baseren. Op 17 november 2004 maakte de RVD bekend dat prins Bernhard aan longkanker leed. Het persbericht luidde als volgt: "Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard der Nederlanden is de afgelopen weken poliklinisch in het UMC-AZU behandeld wegens klachtenvan kortademigheid. De klachten werden veroorzaakt door vocht in de borstholte. Het vocht is verwijderd, waardoor de klachten verminderden. Bij onderzoek van het vocht werden cellen verkregen die kunnen wijzen op uitzaaiingen van een tumor. In 1994 is prins Bernhard geopereerd aan een tumor van de darm en in 2000 aan een borsttumor. De prins beperkt zich in zijn activiteiten omdat hij een vermindering van krachten ervaart." Op 29 november 2004 volgde een nieuwe mededeling van de RVD. De toestand van de prins zou achteruitgaan. Naast de eerder vastgestelde tumor in de luchtwegen was nu ook een kwaadaardige tumor in de darmen vastgesteld. Op woensdag 1 december 2004 kreeg prins Bernhard op Paleis Soestdijk last van zijn aandoeningen. Omdat zijn klachten daar niet goed te behandelen waren, werd hij overgebracht naar het Universitair Medisch Centrum Utrecht, het UMC. Daar werd, op zijnverzoek, de behandeling gestaakt. Prins Bernhard overleed dezelfde avond om 18.50 uur. Hij werd 93 jaar oud. Van dinsdag 7 december 2004 tot en met donderdag 9 december 2004 was er tussen 9.00 en 23.00 uur gelegenheid voor het publiek om afscheid te nemen van de prins in Paleis Noordeinde. Op zaterdag 11 december 2004 vond de uitvaartdienst van de prins plaats in de Nieuwe Kerk in Delft. Op het moment dat de kist met het stoffelijk overschot van de prins de kerk werd ingedragen vlogen drie F16's en een Spitfire over, waarbij een zogenaamde "Fly-pass manoeuvre" in de "Missing Man formation" werd uitgevoerd. Na de plechtigheid werd prins Bernhard bijgezet in de koninklijke grafkelder in de Nieuwe Kerk te Delft. Op 14 december 2004 publiceerde de Volkskrant een interview met de prins, gebaseerd op negen gesprekken die de prins vanaf 2001 voerde met hoofdredacteur Pieter Broertjes en journalist Jan Tromp van de Volkskrant, buiten medeweten van de regering, de Rijksvoorlichtingsdienst en de familieleden van de prins. In het interview onthulde de prins het bestaan van zijn dochter Alicia. Verder gaf hij nogmaals zijn visie op de omvang van het vermogen van het koninklijk huis, en verstrekte hij nadere bijzonderheden over de Hofmans-affaire, en over de bestemming van het Lockheedgeld. Toen een dag later archiefstukken over de Hofmans-affaire openbaar werden gemaakt, bleek dat de opvattingen van de prins niet geheel met de feiten spoorden. | von Lippe-Biesterfeld, Bernhard Leopold Frederik Everhard Julius Coert Karel Godfried Pieter (I2987)
|
445 | Prinses van West Frankrijk | der Karolingen, Judith (I2414)
|
446 | Prinses Wilhelmina was een dochter van prins August Willem van Pruisen, een broer van Frederik de Grote en hertogin Louise Amalia van Brunswijk-Wolfenb?ttel. Al op zeer jonge leeftijd is zij om dynastieke redenen bij haar ouders weggehaald. Ze groeide op bij haar grootmoeder, Sophia Dorothea van Hannover, sinds 1740 de koningin-moeder. Ze werd verder opgevoed door haar tante, Elisabeth Christine van Brunswijk-Bevern, de kleurloze echtgenote van Frederik de Grote, die gescheiden van haarman leefde. Op 4 oktober 1767 trouwde de 16-jarige prinses in Berlijn met de 20-jarige prins. In 1768 bracht Frederik de Grote een bezoek aan het Loo. Voor de hoge gast waren een concert en een operavoorstelling georganiseerd. Frederik schreef aan zijn zus Wilhelmina dat het afschuwelijk was geweest.[1] Prinses Wilhelmina overtrof haar man in doortastendheid. Haar invloed op het beleid was dan ook niet gering. In mei 1781 liet de prinses vragen of de secretaris van Amsterdam Carel Wouter Visscher niet een manier wist om de hertog van Brunswijk weg te krijgen.[2] [3] De stadhouder werd kwaad toen twee Amsterdamse burgemeesters De Vrij Temminck, Joachim Rendorp en de stadssecretaris de stadhouder op 8 juni adviseerden niet langer naar zijn geheime raadgever te luisteren. Het voorstel behelsde ook de instelling van een adviesraad, maar de prins weigerde resoluut. Toen de hertog van Brunswijk, een broer van haar moeder, in mei 1782 was afgereisd naar 's-Hertogenbosch nam haar invloed mogelijk toe. De prins raakte steeds meer in moeilijkheden vanwege het stadhouderlijk stelsel, dat was gebaseerd op kuiperij en vriendjespolitiek. Frederik de Grote bood aan door middel van zijn gezant Friedrich Wilhelm von Thulemeier te bemiddelen. Van diverse kanten werd vervolgens gesuggereerd dat de koppige Willem V privileges zou moeten afstaan en dat de prinses meer invloed zou krijgen, o.a. door Pieter Paulus en Laurens Pieter van de Spiegel, die haar hadden gevraagd met de Patriotten in overleg treden. (Joan Cornelis van der Hoop was haar adviseur en correspondeerde ook jaren later nog met haar). De prins volhardde in zijn starheid en bleek wars van iedere concessie. In september 1785 werd Willem V gedwongen Den Haag te verlaten, toen daar rellen waren ontstaan. De stadhouder was ten einde raad en dreigde al zijn functies op te geven. Blijkbaar wist zij hem te overreden niet op te geven. Wilhelmina reisde met haar kinderen per boot naar Friesland om op tijd aanwezig te zijn bij de viering van het 200-jarig bestaan van de Hogeschool van Franeker, maar ook om steun te zoeken bij de Friese adel en gedeputeerden, die inmiddels ook konden constateren dat de zaak uit de hand dreigde te lopen. De stadhouder kwam twee weken later in Frieslandaan. Na een bezoek aan Groningen betrok de stadhouderlijke familie Het Loo bij Apeldoorn, maar ze verhuisde november 1786 naar Nijmegen. Onmiddellijk versterkte zij het contact met haar broer, Frederik Willem, die in augustus van dat jaar op de troon wasgekomen. Haar echtgenoot was door alle verwikkelingen niet meer in staat correspondentie weg te werken. Ondanks dat bleef de prinses trouw achter haar man staan. | van Pruisen, Frederica Sophia Wilhelmina (I2943)
|
447 | raad | Coenen, Gerrit (I316)
|
448 | raad | Hoolwerf, Gijsbert Teunisse (I746)
|
449 | raad | Nagel, Gerrit (I1127)
|
450 | raad, diaken | van Halteren, Aart (I625)
|