Aantekeningen |
- bouwman, gezworene, molenmeester en ambachtsbewaarder van het grote en kleine Hof van Delft, leenman van Huijs te Werve, kerkmeester van `t Woudt, diaken (1627-1629)
Molenmeesteres "De Woudpoler tenslotte geeft nog een bijzonderheid in de roelering te zien, die aangestipt dient te worden. Hier is niet alleen het molenmeesterschap, maar ook het kroosheemraadschap aan hofsteden verbonden, 9 hofsteden (na 1665 zijn het er 8) bezitten het schouwrecht, d.w.z. eenmaal in de 6 (8) jaar zijn de ?possesseurs? van deze woningen aan de beurt om het molenmeesterschap te bedienen, maar in de tussenliggende jaren treden ze op als medeschouwers, niet omdat ze daarvoor door de molenmeester verkozen worden, maar omdat hun woning schouwrecht bezit. Dit schouwrecht is vervreemdbaar, zoals enkele voorbeelden aantonen: De woning van Lijsbeth Arryensdochter bezit in de jaren ?60 van de 17e eeuw sedert onheuglijke tijden schouwrecht en Lijsbeth is gewoon om op haar beurt als molenmeesteres op te treden. Pieter Arijsz. Dixhoorn, haar zoon, verricht dan voor haar de werkzaamheden die het ambt meebrengt. Na verloop van tijd scheidt Lijsbeth haar bezit in twee delen, een deel behoudt ze voor zichzelf, het andere komt aan haar zoon, die op zijn pas verkregen land een nieuwe hoeve laat bouwen. Uiteraard bezit deze hoeve geen schouwrecht. Dijxhoorn vraagt dan in 1667, met toestemming van zijn moeder aan molenmeester en gemene buren van de Woudpolder, ?dat deselve sijne moeder soude vermogen het regt tot het schouwen van hare oude wooninge ttransporteeren op de voorsz. sijne Pieter Aryensz. nieuwe wooninge?. Dit wordt toegestaan. De overdracht geschiedt voor molenmeester en gemene buren van de polder, terwijl hoogheemraden van Delfland er achteraf hun goedkeuring aan hechten. Een dergelijke overdracht vindt ook plaats in 1701, als Pieter Arentse van der Burgh het schouwrecht van zijne hoeve transporteert aan Gabri?l Jacobse van der Koy."
|